Jonge bedrijven in Nederland houden het structureel langer vol dan in andere landen. En zo zijn er nog vijf dingen waarin de Nederlandse mkb-sector afwijkt.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft woensdag een rapport van 130 pagina’s gepubliceerd (pdf) waarin het ondernemingsklimaat in de lidstaten wordt vergeleken. Z24 pluisde het door en ontdekt zes punten waarop Nederland afwijkt van de andere onderzochte landen.

1) Nederlandse startups leven langer

Nederlandse bedrijven houden het relatief lang vol: 53 procent van de ondernemingen die in 2007 zijn opgericht, bestond vijf jaar later nog steeds. Dat is een stuk hoger dan het gemiddelde van de OESO-landen (44 procent). Alleen in Oostenrijk, België en Zweden ligt het overlevingspercentage nog hoger.

Volgens de OESO is het overlevingspercentage een belangrijke indicator voor het ondernemingsklimaat, omdat een hoog ‘sterftecijfer’ van bedrijven starters en investeerders af kan schrikken. Dat kan de groei op de lange termijn belemmeren.

2) Mkb-bedrijven exporteren veel

Nederland is een relatief klein land met een beperkte binnenlandse markt. Veel van de goederen die wij produceren zijn bestemd voor het buitenland. Dat betekent dat ook mkb-bedrijven snel over de grens kijken. Verreweg de meeste Nederlandse goederenexporteurs behoren tot het midden- en kleinbedrijf. Samen zijn zij verantwoordelijk voor 64 procent van de uitvoerwaarde.

Daarmee scoort Nederland het best van de dertien vergeleken landen. In Duitsland, het grootste land van Europa, nemen mkb'ers een aanzienlijk minder groot deel van de export voor hun rekening. Met een sterke auto-, maak- en chemie-industrie is dat verklaarbaar.

3) Export naar China en India

Mkb-bedrijven doen over het algemeen meer zaken met omringende landen dan met opkomende economieën. Maar in Nederland ligt dat anders. Rond de 90 procent van de Nederlandse bedrijven die exporteren naar China en India bestaat uit mkb'ers.

Die bedrijven zijn goed voor ruim 60 procent van de totale waarde van de uitvoer naar die landen. Daarmee scoort Nederland ongeveer even goed als als Turkije en Litouwen.

4) Weinig seed-investeringen, veel geld voor startups

Maar weinig Nederlandse startups die een investering hebben binnengehengeld, bevinden zich in de seed-fase, de opstartperiode van een bedrijf waarin je nog geen omzet hebt. Nederlandse bedrijven met durfkapitaal achter zich zijn veel vaker (in 75 procent van de gevallen) startups, de fase waarin het basisproduct staat en ontwikkeling, marketing en verkoop kan beginnen. Daarin lijkt ons land erg op Ierland en Denemarken.

Overigens werd er vorig jaar 225 miljoen dollar, omgerekend zo'n 207 miljoen euro, aan financiering in Nederlandse bedrijven gepompt, aldus de OESO. Dat komt neer op gemiddeld bijna 1 miljoen dollar per bedrijf, vergelijkbaar met Zweden en Duitsland.

Maar er zijn een hoop landen die beter scoren. In Israël bedroeg een doorsnee investering in 2014 ruim 7 miljoen dollar en in de VS zelfs meer dan 11 miljoen dollar.

5) Bankroete bedrijven zijn relatief groot

Nederlandse mkb-bedrijven die op de fles gaan hebben relatief veel werknemers in vergelijking met andere landen. Een Nederlands bedrijf in de industrie dat bankroet gaat, had in 2012 gemiddeld 13 werknemers. Alleen in Roemenië en de VS lag dat aantal hoger.

Ook in de bouw- en dienstensector zijn Nederlandse ondernemingen relatief groot als ze omvallen. Een verklaring kan liggen in het feit dat bedrijven in ons land het vaak lang volhouden (zie punt 1). Als het dan misgaat, belanden behoorlijk wat mensen op straat.

6) Jonge bedrijven maar klein deel banenmarkt

Bedrijven die jonger dan drie jaar oud zijn, nemen in Nederland een relatief klein deel van de arbeidsplaatsen voor hun rekening. Slechts 4 procent van alle banen in het bedrijfsleven zit bij jonge bedrijven.

Dat is veel minder dan in landen als Bulgarije, Litouwen en Letland, waar jonge bedrijven goed zijn voor 12 tot 14 procent van alle banen in de private sector.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl